Paul Severs: “Ik vind het fantastisch als iemand succes oogst met een cover van mijn nummer”

Hij is 68 jaar en dan denken er veel aan stoppen. Maar niet Paul Severs, hij blijft gewoon doorgaan en doen wat hij het beste kan: muziek maken. Deze zomer heeft hij opnieuw een pak concerten gepland op diverse locaties in België. En ja, een paar van deze optredens zullen plaatsvinden in de buurt van zijn geboortestreek.  

Dag Paul, wat is eigenlijk jouw link met het Pajottenland en de Zennevallei?

“Ik ben geboren in Huizingen in de Diesbeekstraat. Mijn ouders waren afkomstig van Ruisbroek maar op een bepaald moment wilde mijn vader naar het Plattenland gaan wonen. We waren met zeven kinderen thuis. Ik herinner me nog dat er veel gezinnen met kinderen in mijn buurt woonden. Toen ik zeven jaar was, kwam het meisje dat later mijn vrouw zou worden in mijn straat wonen. Zij waren met vier meisjes en twee jongens en wij waren thuis met vijf jongens en twee meisjes. Ik speelde samen met hen veel op straat. Ik herinner me ook nog dat ik veel in tuin moest werken. In de winter hakte ik ook veel hout.”

Wanneer heb je eigenlijk die passie voor muziek ontdekt?

“Toen ik jong was, ben ik eens gaan wandelen. In de Albert Bosmansstraat woonden een paar jonge kerels en een van hen, René Goorden, speelde liedjes van ‘The Shadows’, die waren toen heel erg populair. En ik raakte daardoor gefascineerd. Ik kwam met René in contact en hij vertelde me dat hij wat geld had verdiend door oud ijzer te gaan rapen om zo een elektrische gitaar te kopen.”

“Ik was van plan om geld te sparen voor een akoestische gitaar, op die manier kon René me de basistechnieken van het gitaarspel aanleren. Na verloop van tijd plaatste René een microfoontje in mijn akoestische gitaar. René was zeer handig en had een versterker in mekaar geknutseld. Het gitaarspelen gaf me een kick, zeker als ik samen met anderen kon spelen. Ik begon dan heel veel akkoorden te leren en speelde samen met René immens veel liedjes. Op een bepaald moment probeerde ik om een aantal gedichten onder muziek te zetten. En dat lukte goed, zo is mijn hit ‘Geen wonder dat ik ween’ geboren.”

“Vervolgens zijn we gestart met een klein orkestje genaamd ‘The Shades’. We traden toen hier en daar op. We verdienden daar eigenlijk weinig geld mee maar dat was niet belangrijk. Tegelijkertijd begon er in Halle ook een bandje te groeien. Zij droegen de naam ‘The Criminals’. De leider van ‘The Criminals vroeg op een bepaald moment aan mij of ik als zanger niet kon bijspringen in hun orkest want zij waren hun frontman kwijt. Later stapte onze drummer en onze gitarist ook over naar ‘The Criminals’. Eigenlijk had deze band meer potentieel want zij werden gesteund door pater Pax. Hij had wat contacten in de muziekindustrie en zorgde ervoor dat we konden repeteren in een degelijk lokaal.”

Had je ooit verwacht dat je als gitarist, plotseling zanger ging worden?

“Neen, eigenlijk niet. We waren in de begindagen een instrumentaal orkest. Op een bepaald moment kregen we meer en meer fans en werden we bekend in de regio. Pater Pax kende ook een pak mensen in de bedrijfswereld waardoor hij ons aanraadde bij verschillende mensen. Maar als we de volgende stap wilden zetten, dan moest er een van ons ook beginnen te zingen.

“Maar niemand van ons had daar eigenlijk zin in. Tot de vader van onze bassist op een dag een microfoon onder onze neus duwde en de hele band liet zingen. Ik kende zelf een paar liedjes en de vader van onze bassist vertelde me dat ik eigenlijk niet zo slecht zong. Ik heb nooit een superstem gehad maar mijn stem was wel aangenaam om naar te luisteren. Daarna begon ik steeds vaker mijn zang te oefenen. Voor die gebeurtenis had ik me nooit echt gefocust op zang, al had ik wel wat muziekles gevolgd.”

Hoe is de muziekindustrie door de jaren heen veranderd?

“Er is een grote verandering geweest. Vroeger speelde het orkest de hele avond en trad de zanger twee keer op. Tussenin deelde ik dan handtekeningen uit terwijl de ‘Criminals’ bleven spelen. Hierdoor kregen wij een enorme fangroep want je creëerde een soort van persoonlijk contact met de fans. Nu doen we dat meestal na het optreden en zijn er veel artiesten die na hun show gewoon weggaan zonder handtekeningen uit te delen. Die artiesten worden populair dankzij de televisie en hebben door hun drukke agenda’s geen tijd meer om te blijven. Maar daardoor kan je natuurlijk geen blijvende fanclub creëren.”

Heb jij idolen in de muziekindustrie?

“Cliff Richard, ik heb al zijn nummers gezongen. Ik vind persoonlijk ook dat zijn stem erg lijkt op die van mij. Ik bracht destijds ook een album genaamd ‘Paul Severs zingt Cliff Richard’ uit. Daaruit komt, onder andere, ‘Rode lippen moet je kussen’ en ‘The Young Ones’. Dankzij VTM kon ik hem een keer ontmoeten. Toen ik mijn album ‘Paul Severs zingt Cliff Richard’ aan het promoten was, vertelde ik tegen iemand dat het fijn zou zijn om aan Cliff Richards mijn nieuwe album voor te stellen. Hij was niet voor niets mijn grote idool.”

“Toevallig was Cliff Richards even later te zien als centrale gast in een nieuw programma met Luc Appermont. Uiteindelijk besprak VTM met Cliff Richard of een ontmoeting met mij op hun zender mogelijk was. Eigenlijk is die ontmoeting tegengevallen. Hij wilde me enkel in de gang ontvangen om dan de plaat in ontvangst te nemen. Ik mocht zelfs geen foto met hem maken. Toen ik hem mijn plaat afgaf, keek hij zelfs niet eens naar de hoes. Dat was een grote ontgoocheling voor mij. Ik had eerst eigenlijk geen zin meer om zijn nummers te zingen maar ik moest wel want ze waren een belangrijk onderdeel van mijn muzikaal repertoire. Maar om eerlijk te zijn begon ik na een tijd opnieuw fan van hem te worden. Ik hoor hem doodgraag zingen.”

Hoe belangrijk was “Tien om te zien” voor je carrière?

“Door de komst van diskjockeys gebruikten veel artiesten opnametapes om hun muziek af te spelen tijdens optredens. Maar toen was daar ‘Tien om te zien’, het programma bracht orkesten opnieuw wat in de mode. Ik heb daar het geluk gehad om mijn carrière te doen heropleven. Ze vertelden me rond de jaren negentig dat mijn topperiode voorbij was en dat ik blij mocht zijn dat ik tijdens de jaren zeventig de ene hit na de andere kon scoren. Toen ‘Tien om te zien’ begon, was ik rond de veertig jaar. Ik moest toen opboksen tegen jong geweld zoals Clouseau, Isabelle A en Bart Kaëll. Maar ik nam me voor om in de jaren negentig toch nog een paar topnummers te schrijven. En dat is me gelukt. Toen heb ik ‘Zeg eens meisje’ en ‘Oh Little darling’ geschreven die lang op nummer 1 stonden in Tien om te zien.”   

Je bent een singer-songwriter. Sta jij erop om altijd zelf je nummers te schrijven?

“Ja, ik noem mezelf toch altijd een singer-songwriter. Ik ben erg blij wanneer ik een lied kan schrijven voor anderen dat dan vervolgens succes oogst. Ik heb veel songs geschreven voor andere artiesten. Ik schreef onder andere hits voor Laura Lynn, Gunther Levi en Bobby Prins. Zelf zingen voor een publiek geeft me altijd een grote kick, maar als iemand anders een hit scoort met een nummer dat ik heb geschreven, dan geeft me dat nog een grotere kick. Ik vind het ook fantastisch als iemand succes oogst met een cover van mijn nummer, daar ben ik ongelofelijk gelukkig mee.”

 


Nieuws melden Adverteren op Persinfo?