Het merkwaardige leven van René Bliki

Je ziet hen regelmatig genieten van een drankje op één van de terrassen aan de Lennikse Markt. René en Ida zijn twee mensen die een heel leven achter de rug hebben. Maar wat René doormaakte in de 94 jaar die hij hier op aarde rond loopt tart zowat elke verbeelding.

We interviewden René al drie jaar geleden en aanhoorden zijn ongelooflijk verhaal. De gemeente Lennik zette hem toen ook extra in de bloemetjes. Vorige week gingen we nog eens langs bij het krasse koppel.

“In september word ik 94 jaar en wellicht zal het voor mij als oorlogsvrijwilliger de laatste keer zijn dat ik de herdenking van Wapenstilstand kan meemaken”, begint René zijn verhaal. Deze keer heeft hij het niet alleen over die vreselijke oorlog maar ook over zijn leven als gewone Vlaming.

Heel sportief

We herinneren ons René en Ida nog het meest als ze in hun sportieve outfit aan het wandelen zijn in de streek. “Ik ben altijd sportief geweest. Zo was ik 20 jaar lang wielrenner. We woonden toen in HiIllegem in Oost--Vlaanderen. Na mijn huwelijk moest ik’ om den brode’ werk zoeken.  Ik was voorbestemd om bakker te worden maar deed na een tijdje mee aan twee aanwervingsexamens. Bij de politie van Gent zochten ze een agent die ervaring had met wielerwedstrijden. Ik slaagde ook bij de Posterijen. Ik begon dan maar bij de kledijdienst van de Posterijen in Brussel. Omdat ik in een voorstad van Parijs geboren ben en als kind in Frankrijk woonde, was ik perfect tweetalig. Vader werkte een tijd in een Franse briqueterie. Ik verhuisde naar Brussel maar bleef steeds de Vlaamse taalrol kiezen. Later werd ik lid van de bewakingsdienst. Ik moest de sorteerafdeling van de Postcheque in het oog houden omdat sommige bedienden omslagen met geld probeerden te verduisteren. Meer dan eens moest ik de toiletten doorzoeken naar omslagen, die de daders doorspoelden”, herinnert René zich nog, alsof het gisteren was gebeurd.

Trainen

“Vijftien jaar heb ik daar gewerkt en kon me opwerken. Meegenomen was dat mijn overste me toeliet om te trainen waardoor ik op zondagen kon koersen als beroepsrenner. Als bediende op een stoel zitten , was niet mijn ding, maar we moesten geld verdienen en van koersen werd je niet rijk. Op mijn drie-en-dertigste reed ik mijn beste wedstrijden. Ik had in de voorbije jaren de knepen van het vak geleerd en pakte meer en meer premies. Ik bleef de koersen uitrijden maar het werd steeds moeilijker. Ik heb ook 18 jaar cyclocrossen gereden. In Mechelen klopte ik eens de Duitse wereldkampioen en dat stond daarna in alle kranten. Ik had toen wel een dagje ziekteverlof genomen. Mijn baas riep me bij hem en vond dat ik toch zeer goed gereden was voor iemand die ziek was”, vertelt René Lachend. “Ik mocht ook eens mee met Rik Van Steenbergen en de ploeg van Peugeot naar de Ronde van Frankrijk.”

Later leerde ik een decorateur kennen die me af en toe opdrachtje gaf. “Ik had in mijn jeugd een opleiding van decorateur-schilder gevolgd en besloot als zelfstandige te gaan werken. Ik kon steeds grotere opdrachten aanvaarden. Het waren goede tijden, toen. Maar later werd de loonlast van een zaak met personeel steeds moeilijker te dragen.

Ida

Renés huwelijk liep op de klippen. Later leerde hij in Lennik Ida Van Lierde kennen. Hij knapte haar huisje op en ze werden levensgezellen. “Dat ik mijn kinderen moest verlaten heeft me steeds pijn gedaan”, zegt René.

Accordeon

Op heel wat feestjes kon je René aan het werk zien op zijn accordeon. “Ja, naast het fietsen, speelde ik nog accordeon. Ik leerde dat instrument bespelen bij een familielid van Jean Blaute. Sport en muziek waren de mooiste elementen in mijn leven.”

33 jaar lang vertoefden René en Ida regelmatig in Tenerife maar daaraan kwam een einde toen hun verblijf er werd afgebroken. Ze waren ook lang lid van Wandelclub de Lennikse Windheren.

Oorlog

Een bijzondere periode in Renés leven is de Tweede Wereldoorlog. We brachten er al enkele bijdragen over (zie hierboven), maar René vertelde ons nog enkele extra merkwaardige wetenswaardigheden. René Bliki is geen gewone oud-strijder, die door de overheid werd opgeroepen maar een oorlogsvrijwilliger. Hij werd als tiener tegen wil en dank meegesleurd in de oorlogsmachine.

“Ik was bevriend met de zoon van baron de la Faille d’Huysse uit Leeuwergem. Deze werd door de Gestapo uit zijn kasteel gelokt en in de dreef lafweg doodgeschoten. Uit wraak en woede richtte zijn zoon het verzet (gewapende weerstand of witte brigade) op. Ik sloot mij daarbij aan.” René had nog een reden om boos te zijn op de bezetters. Duitse soldaten hadden tot twee maal toe zijn dure koersfiets afgenomen. Een keer gaven ze smalend een oude tweewieler in de plaats. “Als je weet dat die fiets zo een 10.000 Belgische Frank had gekost. Ik was razend op de Duitsers maar mocht niets laten merken. Zelfs mijn vader wist niet dat ik bij het verzet actief was want ik was bang dat hij zijn mond zou voorbijpraten. Ik droeg toen steeds een geladen pistool op mij. Vader vond die eens in mijn jas, die ik thuis aan de kapstok hing. Hij nam die vast en er ging een schot af. Die belandde in de wieg van één van de kinderen. Gelukkig was die op dat moment leeg. Mijn moeder wist het wel, maar haar kon ik vertrouwen.”

Treinsporen

“Samen met de baron gingen we bijvoorbeeld in de omgeving van Zottegem treinsporen saboteren op een lijn naar Brussel, die heel belangrijk was voor de Duitsers. Ze wisten dat ik snel kon lopen. Ik kreeg een rugzak met dynamiet mee. Ik plaatste het dynamiet en stak de verkorte lonten aan. Omdat ik zo sportief was kon ik snel genoeg weg lopen en in de berm duiken voor het boeltje in de lucht vloog. We hadden ook geheime opslagplaatsen voor onze springstoffen en wapens die we achter de vijandige linies moesten smokkelen.”

De Slag om Arnhem

René Bliki trad als oorlogsvrijwilliger toe tot het Canadese leger (The First Canadian Army). Hij werd onder meer ingezet tijdens de Slag om Arnhem in Nederland in het overstroomde gebied tussen Maas en Waal waar hij verschrikkelijke zaken zag. “We moesten er SS-ers en landverraders in zwarte uniformen aanvallen, die zich verschanst hadden in een watertoren. Het was er drie dagen verschrikkelijk afzien, het leek er wel op een slachterij. Er braken ook besmettelijke ziekten uit. Met amfibievoertuigen werden we de Rijn over gevaren. Dan moesten we door het water waden met onze gordels vol met rookbommen en granaten die op 50 meter dodelijk zijn. Die gebruikten we om de vijand uit hun verschansing te doen komen. We hadden veel problemen met hen, want ondanks de rook bleven ze schieten. We namen ze uiteindelijk krijgsgevangen. De Duitsers daarentegen waren zelfs blij dat ze zich moesten overgeven.”

Na de slag van Arnhem werd René in 1945 uitgekozen om in Engeland de vrijwilligers op te leiden om naar Japan te vertrekken. Vervolgens verbleef hij 6 maanden in Schotland en in Ierland. Juist op het ogenblik dat hij klaar stond om zelf ook te vertrekken naar Japan, viel daar de atoombom op Hiroshima en mocht René naar huis terugkeren.

 


Nieuws melden Adverteren op Persinfo?