“Vroeger zag ik deze regio als het gebied van de indianen”

Hij is 67 jaar maar nog altijd bezig met een nieuwe show. Ondanks een immens groot oeuvre bestaande uit strips, songs, films en sketches breekt Urbain Servranckx, beter bekend als ‘Urbanus’, nog iedere dag zijn hoofd over nieuw comedymateriaal. Op zijn bescheiden hoeve in het hartje van Tollembeek spraken we af voor een gezellige babbel.

Dag Urbanus, je woont hier zeer rustig. Heb je altijd al de neiging gehad om je terug te trekken naar het platteland?

“Wel, ik was tijdens mijn jeugdjaren meer georiënteerd in de richting van Brussel. In die tijd zag ik de regio waar ik nu woon eerder als het gebied van de indianen. Maar doorheen de jaren ontdekte ik toch dat ik meer iemand van den buiten was. De geneugten van de stad interesseren mij niet meer. Ik vond hier in Tollembeek dit boerderijtje en ik dacht, dit is het. Iemand die buiten de stad woont, heeft de voordelen van de stad en van het platteland. Als ik het in de stad beu ben, dan ga ik gewoon terug naar Tollembeek. Ik kan genieten van alle interessante voordelen van een stad door er gewoon naartoe te rijden en ik heb geen zin meer om te verhuizen.”

Komen fans je hier vaak lastigvallen?

“Neen, niet echt. Tijdens de jaren tachtig, toen ik nog een halve aliën was voor de mensen, kwamen hier af en toe fans kijken. Mensen klopten toen aan en stapten meteen naar binnen. Ooit stonden er eens zatlappen uit Ninove in mijn hoeve. Ik werd ook eens achtervolgd door een bus met oude Hollandse vrouwen. Iemand stond me ooit zelfs eens vanop afstand met een telescoop te bekijken. Maar dan praat ik echt over twintig jaar geleden. Immens veel last heb ik daar nooit van gehad.”

Je ben blijkbaar overal erg populair, zelfs in Nederland oogstte je succes. Was dat moeilijk als Vlaamse komiek?

“Je moet voor de Nederlanders altijd interessant genoeg zijn en tegelijkertijd toch een beetje anders zijn. Mij noemen ze daar ‘De Godfather van de Vlaamse comedy’, maar ik lach dat altijd weg. Eigenlijk heb ik daar gewoon boerenchance gehad. Op een bepaald moment was ik het een beetje beu om altijd maar liedjes te zingen want dat is wel een grote inspanning, zeker als je begint te krijsen zoals ik. Daarom besliste ik om alles gewoon maar te vertellen. Ik begon steeds meer te praten want ik was eigenlijk een kleinkunstenaar met te weinig liedjes. Maar ik had het geluk dat stand-up comedy in die dagen net vanuit Amerika naar hier aan het waaien was. Alle jonge mensen die fan waren van stand-up comedy begonnen me toen te volgen want ik deed toevallig hetzelfde als men in Engeland en de VS deed.”

Moet je, je grappen aanpassen wanneer je in Nederland gaat optreden?

“Tuurlijk, de basis van de grap moet je wel niet veranderen. Maar als ik hier bijvoorbeeld lach met Jeroen Meus dan moet ik in Nederland spotten met zijn Hollandse tegenhanger. Het is echt wel belangrijk dat je dat doet. Bij een goede mop geef je de mensen steeds opnieuw informatie. De toeschouwers wachten eigenlijk op de grap en wanneer ze dan blijven hangen omdat ze een bekend persoon niet kennen of omdat je een bepaald dialectwoord gebruikt, dan ben je ze kwijt. Ik geef toe dat ik sommige woorden aanpas maar je moet niet beginnen met uitdrukkingen als ‘asjemenou’. Maar je kan bijvoorbeeld wel het woord ‘tirette’ vervangen door ‘ritssluiting’. Voor ons lijkt dat een grote aanpassing maar voor de Hollanders klinkt dat dan al meer dan Belgisch genoeg. Je moet een taal gebruiken die ze min of meer begrijpen. Ik heb ook nooit afwisselend opgetreden in Nederland en in België. Op die manier zou ik verward raken dus heb ik dat steeds vermeden.”

Hoe kijk je eigenlijk naar die nieuwe generatie van stand-up comedians?

“Ik ben onlangs gaan kijken naar een show van Alex Agnew en ik was echt onder de indruk. Er zat veel protest tussen maar hij propte er ook veel hilarische uitspraken bij. Ook Philippe Geubels heeft veel grappen waarop ik jaloers ben. Maar dat betekent niet dat ik alles wat ze doen of zeggen goed vind, dat hebben ze bij mij ook trouwens niet. Ik ben goed bevriend met Geert Hoste maar daarom lig ik nog niet te schaterlachen met al zijn grappen.”

Herken je dingen van jezelf in de nieuwe generatie comedians?

“Toen zij jong waren, had ik de leeftijd die zij nu hebben. Ik heb moeten opboksen tegen de generatie voor mij. Die vonden mijn werk niet professioneel, een beetje platvloers. Maar daardoor ben je wel de held van de generatie die volgt. Als je lang genoeg bezig blijft dan krijg je op een bepaald moment toch steeds een soort van basisrespect. Vroeger kreeg een kind dat op school met een Urbanusstrip betrapt werd meteen straf. Nu zijn er uitgeverijen die mijn teksten voor hun schoolboeken gebruiken. Dat zijn dan natuurlijk de properdere teksten die ze overnemen. Vroeger zouden ze zelfs mijn poëtische teksten niet hebben gebruikt. De maatschappij verandert en de grenzen worden verlegd. De komieken van deze generatie hebben die limieten opnieuw iets verder gelegd.”

Ben jij zeer maniakaal bezig met de technische kant van je moppen?

“Ik heb een paar principes. Een grap mag niet langer duren dan ze waard is. Als comedian moet je dat een beetje proberen aan te voelen. Jij staat op het podium en het is een privilege dat mensen naar je luisteren. Je moet de toeschouwers daarvoor belonen door op het juiste moment een grap te vertellen. Als je hun aandacht vijf minuten lang opeist om dan vervolgens af te sluiten met een matige mop, dan heb je hen teleurgesteld. Hoe langer een grap duurt, hoe meer de toeschouwers gaan verwachten dat je ze omverblaast met een fantastische mop. Je kan een zaal laten lachen met de flauwste grap ter wereld als je maar zes seconden van hun tijd in beslag hebt genomen. Veel van die comedians staan tegenwoordig lang te preken waardoor ik soms denk dat er in sommige shows niet meer mag gelachen worden. Alle grappen bestaan al. De kunst is om de carrosserie van die bestaande grappen te vervangen door iets nieuws.”

 


Nieuws melden Adverteren op Persinfo?